22 Oct. 2021

-  News item

Wolken voor de zon – een stop voor zon-PV dreigt

De ontwikkeling van grootschalige zon-PV projecten gaat stormachtig. Al enkele SDE++ rondes is deze techniek echt de topper in aangevraagd vermogen én in termen van beschikte miljarden. Alles wijst erop de SDE-ronde die nu plaatsvindt een vergelijkbaar beeld laat zien. Een abrupt einde dreigt echter.

 

35 TWh– van ambitie naar plafond

Het was maar een onbeduidend nieuw zinnetje in het hoofdstuk over de SDE++ van definitieve Klimaatakkoord: “Voor hernieuwbare elektriciteit wordt gestuurd op de realisatie 35 TWh aan subsidiabele productie uit wind op land en zon-PV (> 15kW)”. De onderhandelingen over het Klimaatakkoord waren in juni 2019 definitief vastgelopen. Voor de milieubeweging was het pakket volstrekt onvoldoende, met miljarden aan subsidies aan de industrie waarvan veel voor ‘end of the pipe’ CO2-afvang. Voor de industrie gingen juist de ambities die ook nog eens afgedwongen zouden worden met een CO2-heffing, veel te ver. Minister Wiebes pakte de regie terug, herschreef de delen waar geen compromis over mogelijk was en presenteerde het document als ‘akkoord’ aan de maatschappelijke partijen en de Tweede kamer. Hij hakte knopen door waar partijen het maar niet eens werden. Maar hij kwam ook met een nieuwe passage over iets waar daarvoor eigenlijk door geen van de partijen echt gepleit was: een subsidieplafond voor zon-op-dak en -land en wind op land van 35 TWh.

Natuurlijk was er wel gediscussieerd over de ambitie van 35 TWh in 2030 aan zon en wind op land. De wind- en zonnesector wilden deze ambitie uiteraard verhogen, terwijl de decentrale overheden juist niet zaten te wachten op een hoger taakstellend doel. De hoeveelheid van 35 TWh kwam niet uit de lucht vallen. De prognose van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) was en is dat de elektriciteitsvraag in 2030 ongeveer 120 TWh zou bedragen. Om dat in lijn met de CO2-doelen voor 2030 te verduurzamen moet ruim 90 TWh ‘hernieuwbaar’ worden opgewekt. Met het geplande wind op zee volume wordt daarvan 49 TWh verduurzaamd. De kleine zon-PV installaties die mensen zelf op hun dak installeren bedragen in 2030 volgens het planbureau ongeveer 7 TWh. Dan blijft er nog 35 TWh over voor hernieuwbaar op land. Meer zou niet nodig zijn. Sterker, vanuit bepaalde energiebedrijven wordt vaak gesteld dat meer weersafhankelijke productie averechts werkt voor het energiesysteem en er echt 30 TWh ruimte moet blijven voor regelbaar vermogen (lees gascentrales).

Het ging bij deze discussies over de hoogte van de hoeveelheid die tenminste gehaald moest worden. Met de extra passage vanuit de Minister was de 35 TWh niet langer een ‘tenminste’ ambitie maar een plafond geworden.

 

Volume bijna bereikt

Ondanks het feit dat door lokale discussies het soms best lastig is om nieuwe zonne- of windparken te ontwikkelen, is de doelstelling voor 2030 nu al binnen bereik. Bij windparken is alleen al de repowering van oudere molens met zegge 2400 vollasturen naar nieuwere versies met tegen de 4000 vollasturen genoeg voor een enorme productiegroei. Ook zon ontwikkelt zich stormachtig en kreeg in de vorige SDE++ ronde van 2020 alleen al 3,6 GW beschikt, ongeveer gelijk verdeeld over zon op land en dak. Ondanks dat bij zon op dak vele projecten uiteindelijk niet doorgaan – de monitor zon-PV gaat uit van 40% non-realisatie van alle zon-PV projecten met subsidie – groeit de opwek enorm. De tabel hieronder laat dit zien. Het is lastig exact in te schatten hoeveel TWh de tot nu toe beschikte en gerealiseerde projecten tezamen aan productie opleveren, maar zeer grote kans dat de 35 TWh in 2022 bereikt zal, zoals de Staatssecretaris in de Kamerbrief van 14 oktober suggereerde.

 

Indicatieve realisatie zon en wind op land op basis van SDE-beschikte projecten

realisatie zonne-enerige ecorus

Bron: voor GW: Monitor Zon-PV, 2021 en monitor Wind op land 2020; aangevuld met beeld uit oktober 2021 over beschikkingen SDE++ 2020. Voor nieuwe projecten wordt uitgegaan van 3500 vollast bij nieuwe windmolens.

Dit mooie resultaat is geen goed nieuws voor de zon-PV sector. Staatssecretaris Yezilgöz is de laatste maanden steeds stelliger geworden in het volharden in de bovengrens van 35 TWh. Onlangs bevestigde ze in de antwoorden op Kamervragen van JA21 dat bij 35 TWh in bereik de SDE++ dicht zal gaan. Dat de 35 TWh een plafond was werd zelfs nog eens expliciet bevestigd in de miljoenennota en een recent Kamerdebat.

 

Netbeheerders koesteren plafond

Het is niet enkel de staatssecretaris die volhard in het plafond. Ook de netbeheerders beweren keer op keer dat meer dan 35 TWh hernieuwbaar op land, qua netcapaciteit het komend decennium niet mogelijk is. Op dit moment kleuren zij de kaart van Nederland al aardig rood met gebieden waar sowieso geen zonne- of windproject meer bij kan. Overigens niet enkel voor hernieuwbaar op land stellen de netbeheerders een harde grens, ook voor wind op zee houden ze vast aan maximaal 6 GW extra boven de reeds geplande en gerealiseerde 11,5 GW. Dit terwijl het kabinet met de mijoenennota 175 miljoen uittrekt voor onderzoek naar 10 GW extra, in lijn met de wens van de Kamer (motie Boucke).

Naast netcongestie is er de vrees dat weersafhankelijke elektriciteit voor nutteloze aanbod pieken gaat zorgen, ver boven de vraag. In de bovenstaande tabel telt de verwachte opwekcapaciteit voor enkel zon en wind op land tot boven de 20 GW op. Hierboven komt nog 11,5 GW geplande en 10 GW onderzochte wind op zee en de capaciteit van een reeks must-run warmtekracht centrales. Dit alles zou richting 2030 tot een piekaanbod van ruim boven de 40 GW leiden, terwijl de vraag in ons land maximaal 18 GW bedraagt; bijna altijd ver daaronder. Uiteraard is de piek met zowel zon en wind theoretisch en zal er enkel bij heel bijzonder weer vollast geproduceerd worden uit alle technieken. Het geeft echter wel de dreigende mismatch aan tussen aanbod en vraag.

De twee problemen -netcongestie en mismatch- leiden vooral rond zon-PV tot vraagtekens bij netbeheerders en beleidsmakers. Die techniek kampt immers met weinig vollasturen en een lastige zomerpiek. En deze twee problemen – naast de vrees voor politieke turbulentie zodra de ruimte voor extra windturbines en zonnevelden vergroot wordt – maakt dat Staatssecretaris Yesilgöz hard vasthoudt aan deze passage in het Klimaatakkoord. Dit verklaart waarom zij wel onlangs met een pennenstreek het afgesproken plafond op subsidie voor koolstof afvang (CCS) fors verhoogde en ook meeging in de motie voor maar liefst 10 GW wind op zee extra, maar weigert om meer ruimte te geven aan zon en wind op land.

 

Huidig beleid frustreert oplossingen

De uitdagingen van de netcongestie en de mismatch tussen vraag en weersafhankelijk aanbod zijn reëel en nijpend. Een grens van 35 TWh om dit op te lossen is echter arbitrair. De totale productie op jaarbasis zegt slechts beperkt iets over de netbelasting en de eventuele mismatch. Het hangt er immers maar helemaal van af wat voor projecten, waar produceren. Veel kleinere zon-op-dak projecten hebben een eigen gebruik van wel 70% en belasten het net nauwelijks. Tevens sluiten zonneprojecten nu bijna standaard op slechts 70% van de piekcapaciteit aan. Veel van deze projecten zouden in ruil voor een aansluiting en eventueel een vergoeding zeker op 50% willen aansluiten of via batterijen uitgesteld de elektronen op het net invoeden. Ook zou er gekeken kunnen worden naar conversie naar waterstof of flexibele vraag vanuit industrieën nabij zonneparken.

Het zijn allemaal alternatieven voor de vrij botte oplossing van een harde grens in termen van TWh per jaar. Het zijn ook alternatieven die niet zomaar van de grond komen maar echt een aanpassing vergen van de regels rond nettarieven en belastingen. Zo wordt flexibele vraag nu ontmoedigd door de hoge korting die industrieën krijgen bij juist een gelijkmatig afnameprofiel. Daardoor speelt de industrie nauwelijks in op de momenten met overschotten met spotgoedkope elektriciteit. Opslag van pieken aan productie wordt gefrustreerd door de zogenaamde kWmax systematiek bij nettarieven. De wenselijke afname voor opslag van een hoge piek in productie leidt daardoor tot een extreem hoog tarief en kan daardoor niet uit.

De contrair werkende nettarieven kunnen natuurlijk worden aangepast. Ook kan de uitrol van zon en wind gestuurd worden naar locaties en periodes met genoeg netcapaciteit middels een producententarief, met differentiatie in de hoogte naar plaats en tijdstip. Netbeheerders zouden marktpartijen kunnen betalen voor oplossingen om netcongestie te voorkomen, zoals voor opslag. Ook de SDE-regeling kan aangepast worden, daar deze nu door de vaste garantieprijs van het basisbedrag, slimme uitgestelde invoeding ontmoedigt. Kortom, technisch is er veel mogelijk maar de regelgeving en tarieven helpen niet. Dat bepaalt mede de ruimte op het net; niet enkel de hoeveelheid koper in de grond versus volumes aan opwek.

 

Decentrale overheden

De weerstand vanuit decentrale overheden tegen grotere volumes zonneparken en windmolens was een belangrijk argument voor de staatssecretaris tijdens een recent debat in de Kamer om geen hoger volume dan 35 TWh toe te willen laten. Het klopt dat de koepels van gemeenten en provincies – VNG en IPO – bepaald niet zitten te wachten op een hogere taakstellende doelstelling. De harde taakstelling voor 6000 MW wind op land uit het Energieakkoord van 2013 is voor hen een ‘eens maar nooit weer’ ervaring. Anderzijds zijn gemeenten en provincies actief bezig met de ontwikkelen van Regionale Energie Strategieën (RESsen) met locaties voor zon en wind op land. Bij elkaar tellen deze reeds op maar liefst tot 55 TWh. Bij een harde bovengrens van 35 TWh kan al het werk rond de RESsen in de prullenbak, want ook zonder deze plannen wordt dit volume wel gehaald. Projecten die uit de RES volgen dreigen bovendien niet meer in aanmerking te komen voor de essentiële subsidies. Los van de landelijke doelstelling hebben veel gemeenten en provincies ook eigen, ambitieuzere doelstellingen die nu ook in het gedrang komen.

Decentrale overheden willen geen hard van boven opgelegd hoger doel dat linksom of rechtsom gehaald moet worden. Maar men zal ook niet zitten te wachten op een financieel plafond van rijkswege dat de eigen plannen dwarsboomt.

 

Veel meer vraag naar elektriciteit in het verschiet

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) voorziet het komende decennium geen groei in het landelijke elektriciteitsverbruik. Dat zou ertoe leiden dat de reeds geplande volumes ter verduurzaming van de huidige vraag voldoende zijn. Het planbureau baseert haar berekeningen echter op het huidige beleid. Dat is onvoldoende om het huidige klimaatdoel van -49% voor 2030 te halen en zeker onvoldoende voor het door Nederland Europees bepleitte -55% doel.

Het halen van deze doelen vergt veel meer inzet én productie van duurzame energie. In Nederland betekent dat zon en wind. Andere substantiële bronnen aan hernieuwbare energie zijn er nu gewoon niet. De Routekaart Elektrificatie die in opdracht van het Ministerie op 14 oktober werd gepresenteerd spreekt van minimaal 30 TWh extra elektriciteitsvraag uit de industrie in 2030, voor directe elektrificatie en voor de verduurzaming van de waterstofvraag middels ‘groene’ waterstof uit elektrolyse. Dit is een ondergrens, want de routekaart noemt een potentieel van 80 TWh voor dat jaar. Indien het gepresenteerde Fit For 55-pakket van de Europese Commissie wordt aangenomen zal dat alleen al de elektriciteitsvraag voor groene waterstof voor de industrie naar 30 TWh brengen, zo berekende het PBL in september.

Naast de industriële vraag van minimaal 30 TWh is er ook nog de snelle groei aan datacenters die eerder niet werd voorzien. Deze leidt tot een 15 TWh extra elektriciteitsvraag binnen 10 jaar. Bij succesvol klimaatbeleid zal ook de glastuinbouw, gebouwde omgeving en mobiliteit veel meer moeten en gaan elektrificeren. Hoeveel dit exact is wordt momenteel door het ministerie voor EZK onderzocht. Een eerdere inschatting van CE-Delft in opdracht van TenneT kwam op ruim 20 TWh extra. Dat brengt de toename in de elektriciteitsvraag op 30+15+20 = 65 TWh in 2030, uiteraard afhankelijk of er aanvullend beleid komt in lijn met de gestelde klimaatambities. Tenslotte is de verwachting dat het buitenland vaak Nederlandse elektriciteit gaat importeren. Dit saldo schat PBL in de Klimaat- en Energieverkenning op 24 TWh in 2030.

De diagram hieronder toont in de eerste kolom hoe de vraag zich zal ontwikkelen richting 2030, uitgaande van beleid om de klimaatdoelen te halen. De geplande volumes voor zon en wind uit het Klimaatakkoord (kolom 2) zijn dus volstrekt onvoldoende. Extra groei van de productie lijkt mogelijk gezien de volumes in de RESsen en de brede politieke steun voor extra wind op zee (kolom 3). Maar met de bovengenoemde begrenzing die de netbeheerders stellen zijn deze volumes dus onhaalbaar. Dan zal de extra elektriciteitsgroei met aardgas worden ingevuld en halen we de beoogde CO2-reductie niet (kolom 4).

 

Groei aan elektriciteitsvraag en opties om die in te vullen

elektriciteitsvraag ecorus

Bron: PBL-KEV 2020, zie overige bronnen tekst.

Samenvattend liggen er dus forse blokkades voor de verdere groei van zon-PV. De subsidieregeling dreigt te stoppen, politici zijn huiverig voor het verzet tegen wind- en zonneparken, netbeheerders sluiten de deur vanwege netcongestie en er dreigen steeds meer momenten met overschotten aan elektriciteit. Tegenover deze problemen staat echter ook de uitdaging om forse hoeveelheden hernieuwbare elektronen te produceren om de klimaatambities mogelijk te maken. Een nieuw kabinet kan besluiten om de subsidieregeling voorbij de 35 TWh gewoon open te houden. Het zal zo waarschijnlijk alleen doen bij voldoende draagvlak voor extra zonnevelden en windparken en bij het op zijn minst verlichten van de problemen van netcongestie en de mismatch tussen vraag en aanbod. Dat vraagt om een ander beleid voor bijvoorbeeld netaansluitingen, tarieven en subsidies. Dat vraagt ook om een ander aanbod vanuit de elektriciteitsopwek-sector. Deze zal aan de slag moeten met bijvoorbeeld opslag en uitgestelde invoeding, conversie naar waterstof, overeenkomsten met lokale afnemers, het selecteren van nieuwe projectlocaties op basis van de lokale elektriciteitsvraag. Er is dus een groeiende vraag naar hernieuwbaar opgewekte elektronen. Maar voor enkel het produceren van nog meer gesubsidieerde kilowatturen lijken de dagen geteld.

 

Geschreven door: Alex Kaat

More about our One Stop Solar Energy Shop

Share this item

More news items

14 Jul. 2025
-  News item

Introducing Alfonso Rosas: an open heart, eager engineer

14 Jul. 2025
-  News item

To live more sustainably and happily, ‘we need to completely rethink how we plan and think,’ says this economist

03 Jun. 2025
-  News item

Meet Anne Merks: our go-to for all things legal and layered

02 Jun. 2025
-  News item

We went to Intersolar and this is what we learnt

Receive tailor-made advice without obligation

We all want to become more sustainable, but what is the right step to immediately become more sustainable? Make an appointment with one of our solar consultants for tailor-made advice. Without charge.