News
Business case én bodem geholpen bij nieuw zonne-akker-ontwerp
Ecorus heeft tot nu toe twintig zonneparken (180MW) op de grond gerealiseerd en/of in onderhoud. Vijf zonneparken (58MW) op de grond zijn in aanbouw en vier zonneparken (210MW) heeft het bedrijf in voorbereiding. Samen zijn ze goed voor 450MW.
Ecorus’ CEO Philippe Vanhoef: “Onze zonneparken staan nu bijna altijd in zuid-opstelling, met veel ruimte voor natuur en goede licht- en waterdoorlating naar de grond.” Op grote daken past het bedrijf wel standaard oost-westopstelling toe. “Deze verrassende TNO-studie geeft echter potentieel ruimte om vaker ook op grond een oost-westopstelling te overwegen – uiteraard met voldoende tussenruimte.”
In de studie ‘Towards nature inclusive east-west orientated solar parks’ onderzocht TNO op welke manier oost-west georiënteerde zonneparken het best ingericht kunnen worden om én de bodemkwaliteit én een goede energieopbrengst te garanderen. Het onderzoek vond plaats in opdracht van het Rijksvastgoedbedrijf en sluit aan op onderzoek eerder dit jaar, waarbij de universiteit van Wageningen 25 bestaande zonneparken onder de loep nam en deze beoordeelde op bodem, vegetatie en soortenrijkdom.
Vaak staan pv-panelen zo dicht tegen elkaar aan, dat er bijna geen licht de grond bereikt. “Als een park dan volgens de huidige norm na 25 jaar wordt opgeruimd, is de kans groot dat de bodem moeilijk inzetbaar is voor landbouw of natuurontwikkeling. Het kost dan veel moeite en tijd om de bodemkwaliteit van voor de installatie van het zonnepark te herstellen”, aldus TNO.
TNO maakte in het onderzoek gebruik van in eigen huis ontwikkelde software, genaamd BIGEYE. Die software is in eerste instantie bedoeld om de opbrengst te berekenen aan de onderzijde van bifaciale pv-panelen. In de huidige studie bleek de software echter ook heel geschikt om de hoeveelheid zonlicht die de bodem bereikt te kunnen berekenen.
De oost-westoriëntatie is in Nederland de populairste opstelling in zonneparken. Dat komt omdat de elektriciteitsopbrengst bij deze opstellingen gedurende de dag gelijkmatiger opgewekt wordt dan bij pv-panelen die op het zuiden gericht staan. Daardoor kan er gekozen worden voor een kleinere – en goedkopere – aansluiting. Daar komt bij dat de SDE+-subsidie een maximum stelt aan de energieopbrengst per geïnstalleerd vermogen. Opstellingen op het zuiden overschrijden dit maximum.
TNO onderzocht drie verschillende oost-westopstellingen en berekende daarbij de mate van lichtinval aan de grond. Ze vergeleken gangbare ‘industriële’ opstellingen met een bedekkingsgraad van >90% met opstellingen waarbij meer ruimte tussen de panelen werd gelaten, wat resulteerde in een bedekkingsgraad van 77%. De derde variant betrof een opstelling met kleinere semitransparante bifaciale panelen, ook resulterend in een bedekkingsgraad van 77%.
Semi-transparant scoort goed
Uit de simulaties dat bij variant twee en drie niet alleen in de open ruimtes tussen de panelen ruim voldoende zonlicht de grond kan bereiken, maar dat het zonlicht ook direct ónder de panelen nog in voldoende mate de bodem bereikt. Zeker bij de semitransparante panelen was dit effect goed zichtbaar. Volgens TNO zijn dit bemoedigende resultaten, omdat bij deze opstellingen de business case intact blijft, hoewel “gedetailleerde analyses naar de business case nog moet gebeuren”.
‘Minimale eisen’
In het rapport stellen de onderzoekers dat bodeminstraling-assessments in de toekomst een integraal onderdeel zullen worden van de engineering van zonneparken. Ze pleiten daarbij voor criteria voor minimale lichtinstraling onder en tussen zonnepanelen “om de bodemkwaliteit na de levensduur van het project te garanderen”.
Foto’s credit: Alex Schotman (WUR)
Share this item